12. Wanneer je kind taal op een andere manier leert

met logopediste Isabel Witters

Zegt je kindje geen afzonderlijke woordjes, maar zegt hij stukjes tekst na die hij ergens hoorde? Gebruikt hij vaak veel intonatie? Dan kan het zijn dat je kindje op een andere manier aan taalontwikkeling doet. Namelijk: gestalt. Logopediste Isabel Witters legt uit wat het is, hoe je het herkent én hoe je er als ouder thuis mee omgaat.

Stel je eens even voor, Isabel?

Ik ben logopediste en werk in het buitengewoon onderwijs, waar ik jonge kindjes met ontwikkelingsstoornissen en autisme begeleidt in hun taalontwikkeling. Daarnaast maak ik ook deel uit van het vertaalteam van het denkkader over gestalt-taalontwikkeling.

Mijn twee zonen zijn nu tieners en hebben ieders hun eigen traject in hun taalontwikkeling doorlopen. Bij de oudste verliep die taalontwikkeling perfect volgens het boekje. Bij de jongste werd het voor mij als logopediste een uitdaging, want hij deed alles anders. Ik kwam er pas recent achter dat hij een ander traject heeft afgelegd. Een normaal traject, dat wel, maar toch anders. Ik was onderzoek aan het doen voor kindjes met autisme, ontwikkelingsstoornissen en mentale beperkingen. Zij blijven namelijk vaak vastzitten in de vroege fase van taalontwikkeling en doen vaak aan echolalie. Mijn jongste zoon had daar kenmerken van. Zo zijn we er na een hele zoektocht achter gekomen hoe de vork in de steel zat.

Wat is echolalie precies?

Echolalie is wanneer je taal nazegt die je ergens hebt gehoord. Bijvoorbeeld wanneer jij je kindje vraagt: “Wil je een koekje?” en hij meteen zegt: “Wil je een koekje?”, maar eigenlijk gewoon ‘ja’ bedoelt. Dat is onmiddellijke echolalie.

Zegt hij de dag erna weer “Wil je een koekje?”? Dan spreken we van uitgestelde echolalie, wat een kenmerk van gestalt-taalontwikkeling is.

Wat is gestalt-taalontwikkeling in een notendop?

Eigenlijk zijn er twee manieren om taal te ontwikkelen. Enerzijds heb je de weg die we bijna allemaal kennen: de analytische taalontwikkeling. Daar start je met losse woorden als bouwstenen, die je later combineert tot twee woorden, meerwoordzinnetjes enzoverder. Je vertrekt hier dus van losse woorden waarmee je gaat combineren.

Anderzijds heb je ook de gestalt-taalontwikkeling. Daar starten kinderen met uitgestelde echolalie. In plaats van losse woorden horen die kinderen brokken taal of stukken. Ze horen de woorden niet apart en koppelen er ook geen aparte betekenis aan. Ze onthouden enkel dat stukje taal bij die bepaalde beleving en context.

De eerste fase in gestalt-taalontwikkeling is dus echolalie, hoe verloopt het dan verder?

Inderdaad, eerst zullen ze brokken taal die ze in hun omgeving horen opslaan en gebruiken. Ze willen er natuurlijk iets mee vertellen. Alleen is het wel zo dat de zinnen in deze eerste fase rigide zijn. Ze worden één op één geleend uit wat ze uit de omgeving hebben opgevangen. Gestalt-taalontwikkelaars zijn dus nog niet in staat om flexibele taal te gebruiken. In een volgende fase breken ze die brokken taal in stukken. Nu dragen die kleinere stukjes betekenis en zullen ze die combineren. In plaats van losse woorden te combineren, maken ze dus combinaties van brokken vaststaande taal.

Pas in de derde fase splitsen ze die stukjes nog verder op. Pas dan gebruiken ze de losse woorden op dezelfde manier als analytische taalverwerkers en bedoelen ze er dan pas de verwijzende functie mee. In principe verloopt de taalontwikkeling van een gestalt-taalverwerker dus in de andere richting.

Hoe weet je of je kindje analytisch of gestalt ontwikkelt?

Je kijkt best naar alles wat je kindje doet, niet alleen naar de taal. Gestalt betekent eigenlijk dat je kindje alles verwerkt vanuit een geheel, vanuit de beleving. Dat merk je bijvoorbeeld ook tijdens het spelen, in de manier waarop hij gebeurtenissen beleeft en verwerkt en hoe hij leert.

Het eerste kenmerk van gestalt-taalontwikkeling is echolalie, waarbij je kindje gaat scripten uit dingen uit de omgeving, uit liedjes of stukjes film. Hij gaat dingen nazeggen. Je merkt dan ook dat hij vaak fouten tegen voornaamwoorden maakt, omdat hij die flexibele taal nog niet beheerst. Je kindje zegt dan bijvoorbeeld: “Wil jij een koekje?” terwijl hij eigenlijk “Ik wil een koekje” bedoelt.

Een ander belangrijk kenmerk? Dat je kindje moeilijk vragen kan beantwoorden zoals wie, wat, waar en ja-neevragen. Je kindje benoemt geen dingen of wijst niet naar iets om het te krijgen of om iets aan te duiden in een boekje. Taal maakt deel uit van hun beleving en die zullen ze willen delen met jou. In de zandbak hebben ze het bijvoorbeeld over hoe het zand telkens van het schepje schuift of hoe het water spettert.

Zoals vaak is die taalontwikkeling geen zwart-witverhaal. Men gaat ervan uit dat alle kinderen gestalt beginnen te ontwikkelen. Dat heeft te maken met de werking van het brein. Taal zit voornamelijk links in het analytische stuk, terwijl gestalt, beleving en emotie rechts zitten. Je merkt dat in het begin ook, he: als ouder praten we automatisch met heel veel emoties, intonatie en beleving tegen baby’s. Onze woorden hebben apart voor hen geen betekenis, onze intonatie wel.

Gestalt-taalverwerking is dus wel een normaal proces?

Jazeker! Onze taalprogramma’s in scholen zijn daar nu bijvoorbeeld veel meer op afgestemd, om kinderen een tweede taal aan te leren.

Vroeger verliep het analytisch. Dan moest je woordjes vanbuiten leren, grammatica aanleren en oefeningen maken om dan pas zinnetjes te maken. Vandaag vertrekken ze vanuit de andere richting en krijg je zinnetjes aangeleerd die je in bepaalde contexten kan gebruiken.

Taal is een sociaal gegeven. En als je dat kan leren door te converseren, dan wordt het daarna makkelijker om de woorden apart betekenis te geven en vervoegingen te leren.

Je wil die taal immers gebruiken om iets te kunnen zeggen wanneer we willen tegen wie we willen. En dat is de richting waar we met onze kinderen op school ook naartoe willen. Daarom is het zo belangrijk om je af te vragen: hoe ontwikkelt mijn kind en wat is zijn aanleg in de hersenen? Want de aanpak is verschillend en overal zijn er andere struikelblokken.

Het is wel zo dat gestalt-taalverwerkers een beetje achterlopen tegenover analytische kinderen: ze zullen langer onverstaanbaar zijn. Ze willen vaak lange stukken zeggen, maar dat is soms onmogelijk want hun spraakmotoriek is ook nog volop in ontwikkeling. Losse woorden zijn voor analytische kinderen dus iets makkelijker, waardoor ze sneller zijn.

Komt gestalt-taal vaker voor bij kindjes met autisme?

Hoewel we geen precieze cijfers hebben over hoeveel kinderen er analytisch dan wel gestalt ontwikkelen, hebben we inderdaad wel cijfers over kinderen met autisme. 90% van de kinderen met autisme blijkt taal gestalt te ontwikkelen.

Heb je tips om gestalt-taalontwikkeling thuis aan te pakken?

Jazeker, ik heb er een vijftal:

  1. Het is vooral belangrijk om te beseffen dat je kind taal opneemt uit gebeurtenissen en belevingen, niet door dingen te benoemen of aan te wijzen. Doe dus dingen samen, speel samen en voeg daar taal aan toe, met veel intonatie en beleving en verbind met je kindje. Ook als logopedist(e), meester of juf is het belangrijk om daarop in te zetten. Want een kind dat zich niet veilig voelt, gaat niets van je aannemen of niets willen zeggen. Hoe meer stress en angst je voelt, hoe minder taal je gebruikt. Dat geldt niet alleen voor volwassenen, ook voor kinderen.
  2. Zorg ervoor dat je kindje de taal één op één kan overnemen. Pas dus op met ‘jij’. Zeg liever niet: “Jij gaat snel”, want dat neemt je kindje zo over. Zeg liever: “Wij gaan snel” of “Ik ga snel” of “Het gaat snel”.
  3. Stel minder vragen en geef minder instructies, maar vertel en beschrijf meer en geef je kindje voldoende tijd. Want in latere fases waarin je kindje eigen taal gebruikt of losse stukken combineert, heeft je kindje meer tijd nodig dan wanneer hij scripts reciteert.
  4. Zorg ervoor dat je alle manieren van communicatie erkent en bevestigt. In het begin gebruikt je gestalt-taalverwerkertje misschien gekke taal, geluiden of lijkt hij onverstaanbaar, terwijl hij wel met jou in gesprek wil gaan. Je kan dan knikken, ‘ja’ zeggen of stukken herhalen. Zeg liever niet dat je hem niet begrijpt, geef geen vervangtaal of vraag niet: “Wat zeg je?”. Begrijp je je kindje niet? Onthoud dan dat de betekenis van wat hij zegt altijd schuilt in de context waarin hij het gehoord heeft. Zegt hij dus iets uit een filmpje na? Bekijk dat filmpje dan eens om de betekenis van wat hij zegt te achterhalen.
  5. Deze laatste tip is een hele simpele, maar werkt eigenlijk goed voor alle kinderen: start vanuit de interesse van je kind. Je mag je kindje volgen, ook al doet hij dingen anders dan dat jij het zou doen. Voor sommige kinderen betekent met de auto’s spelen niet heen en weer rijden of tanken, maar wel auto’s op een rijtje zetten, onder hun trui verstoppen of ze van de zetel laten vallen. Als dat de beleving van je kindje is, doe er dan aan mee en kijk eens welke taalbrokken je erbij kan gebruiken. Laat je eigen ideeën varen en doe gewoon mee.

Wil je nog meer weten over Isabel en gestalt-taalontwikkeling? Volg haar dan op haar Instagram-profiel.

Veel beleef- en spreekplezier!

Janne

PS: Wil je Isabels 5 tips altijd bij de hand hebben? Download het handige overzicht via deze link.

Aanmelden om een reactie achter te laten
11. Succesvol functioneren als kind
met ergotherapeute Evelyn Schrauwen